"what" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch	Status
	“What a terribly big duckling that is,” she thought; “None of the others looks like this.”	“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”
	That’s what the doctor said.	Dat is wat de dokter zei.
	What did she buy at the shop?	Wat heeft ze in de winkel gekocht?
	I’d like to know what you plan to do.	Ik zou willen weten wat je van plan bent.
	This is what I drink when I’m with Tom.	Dit is wat ik drink wanneer ik bij Tom ben.
	Is this what you’ve been looking for?	Is dit wat je zocht?
	What are the months of the year?	Wat zijn de maanden van het jaar?
	But what did it see now in the clear water?	Maar wat zag het nu in het heldere water?
	What happened?	Wat is er gebeurd?
	What kind of hat do you want?	Wat soort hoed wil je?
	It’s a pleasant day, isn’t it?	Wat een mooie dag, niet?
	Is that what happened with Tom?	Is dat wat er met Tom is gebeurd?
	How much does it cost to get to Brussels?	Wat kost het om naar Brussel te gaan?
	What’s going to happen to Yanni?	Wat gaat er met Yanni gebeuren?
	What’s your phone number?	Wat is je telefoonnummer?
	Tom has to tell Mary what happened.	Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
	We must tell everybody what happened.	We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.
	“The world is so big!” all the young ones said; because now they had much more space than in the egg.	“Wat is de wereld toch groot!” zeiden al de jongen; want nu hadden zij heel wat meer plaats dan in het ei.
	What does this machine do?	Wat doet deze machine?
	By the way, what’s your address?	Trouwens, wat is je adres?