wij
wij zijn
wij waren
Wij hebben een antwoord nodig.
wij gingen
wij liepen
Wij moeten slapen.
Dat zullen wij eens proberen!
wij keken
Wij begrijpen waarom.
Begrijpen wij je niet?
En de kater was heer in huis, en de kip was er zo goed als vrouw, en altijd zeiden zij: «Wij en de wereld!»
Wij bouwen huizen.
wij wisten niet
Wij gaan ook wenen.
Wij zitten nooit vooraan.
wij hebben overal gezocht
Wij willen de slaapkamer renoveren.
Gisteren hebben wij de woonkamer grondig gepoetst.
Wij zijn met vlag en wimpel de grootste partij van het land.