Verbs (Present tense, 3rd person singular) Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I wonder whether Tom is alive.	Ik vraag me af of Tom nog leeft of niet.
	Every child has the right to education.	Ieder kind heeft recht op onderwijs.
	Retaliation is not a solution.	Vergelding is geen oplossing.
	“You don’t understand me,” said the duckling.	«Je begrijpt mij niet!» zei het eendje.
	Tom doesn’t understand French very well.	Tom begrijpt Frans niet helemaal.
	He had broken up with his wife.	Hij heeft met zijn vrouw gebroken.
	“She tried to warm herself,” said some.	«Zij heeft zich willen warmen!» zei men.
	Her job is to help customers.	Haar functie is om klanten te helpen.
	My cat is always up to mischief.	Mijn kat is altijd bezig met kattenkwaad.
	What on earth is going on here?	Wat is hier in hemelsnaam gaande?
	My region has a rich history.	Mijn gewest heeft een rijke geschiedenis.
	I want to know who paid for this.	Ik wil weten wie hiervoor betaald heeft.
	The problem can occur at any time.	Het probleem kan op elk moment optreden.
	She stumbled over her words.	Ze is gestruikeld over haar woorden.
	How much is a single room?	Hoeveel kost een eenpersoonskamer?
	So it is wrong, we must change	Het is dus verkeerd, we moeten het veranderen
	Here’s a list of things that Tom needs to do.	Hier is een lijst met dingen die Tom moet doen.
	When will the next concert happen?	Wanneer zal het volgende concert optreden?
	Nobody can foresee what’ll happen.	Niemand kan voorzien wat er gaat gebeuren.
	Can you tell us more about your products?	Kan je ons meer vertellen over je producten?