Understand spoken Dutch

Verbs (Present tense, 1st person singular) Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Read the text and answer the questions. Lees de tekst en beantwoord de vragen.
I have to take the chance. Ik moet de gelegenheid aangrijpen.
I can’t emphasize it enough. Ik kan het niet genoeg benadrukken.
Do you accept American dollars? Kan ik met Amerikaanse dollars betalen?
I agree with the author’s position. Ik ben het eens met de stelling van de auteur.
There is a knot in my shoelace. Er zit een knoop in mijn schoenveter.
I have lost my wallet. Ik heb mijn portefeuille verloren.
Can I charge my phone anywhere around here? Kan ik mijn telefoon hier ergens opladen?
I have nothing to open the can with. Ik heb niets om het blik te openen.
I met him by chance. Toevallig ben ik hem tegengekomen.
Hello, madam, do you know when the bus is coming? Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?
Every adult I know drinks beer. Elke volwassene die ik ken drinkt bier.
You’re not a morning person, I understand. Je bent geen ochtendmens, heb ik begrepen.
I am used to low temperatures. Ik ben gewend aan lage temperaturen.
I cannot distinguish a frog from a toad. Ik kan een kikker niet van een pad onderscheiden.
I wonder whether Tom left early. Ik vraag me af of Tom vroeg is vertrokken.
An earthquake can happen at any time. Een aardbeving kan elk moment gebeuren.
Don’t worry, I’ll translate that for you. Maak je geen zorgen, ik zal dat voor je vertalen.
Lay eggs or purr, and if not get out of here! Leg eieren of spin, en maak je anders uit de voeten!
Could you explain in detail how you did that? Kan je in detail uitleggen hoe je dat gedaan hebt?