Tom wil de boerderij verkopen.
Ik wil mijn boerderij verkopen.
Ik moet mijn boerderij verkopen.
We moeten onze boerderij verkopen.
Tom wil zijn boerderij niet verkopen.
te spelen
Mogen we hier zitten?
Ga in je kamer spelen.
Mogen we de wijnkaart zien?
Mogen we de rekening alstublieft?
te drinken
Mogen we het menu zien?
Wil je iets drinken?
Kennen jullie dit woord?
Waar kennen we elkaar van?
Hoeveel talen wil je leren?
Waarom blijft dit gebeuren?
Ik kan geen wijn meer drinken.
Dit soort fouten gebeuren veel.
Wat gaat er met Yanni gebeuren?