Understand spoken Dutch

Verbs (infinitives) 32 Examples Dutch lesson

Recording English Dutch Status
to strengthen (long form) te versterken
to reply to antwoorden op
wasting aan het verspillen
Can you make a reservation? Kan men reserveren?
You can’t mess this up. Je mag dit niet verprutsen.
The answers were the same. De antwoorden waren eender.
Tom’ll remember. Tom zal het zich herinneren.
I can’t remember your name. Ik kan me je naam niet herinneren.
I knew you’d mess things up. Ik wist dat je het ging verprutsen.
We have to make a reservation in advance. We moeten van tevoren reserveren.
I have to take the chance. Ik moet de gelegenheid aangrijpen.
I would like to use this opportunity to thank you. Ik zou deze gelegenheid willen aangrijpen om je te bedanken.
In the middle of this there was a duck in her nest, who had to hatch her young; but it almost bored her, it took so long, before the ducklings hatched. Te midden hiervan zat in haar nest een eend, die haar jongen moest uitbroeden; maar het begon haar bijna te vervelen, zo lang duurde het, eer de jongen uitkwamen.
And the tomcat, whom she called her son, could arch his back and purr; he even gave sparks, but then one had to stroke his hair the wrong direction. En de kater, die zij haar zoontje noemde, kon een hoge rug zetten en spinnen; hij gaf zelfs vonken van zich, maar dan moest men zijn haar de verkeerde kant opstrijken.
Inside there was a terrible noise; because there were two families disputing each other’s possession of an eel head, and finally the cat still got it. Daarbinnen was een verschrikkelijk rumoer; want daar waren twee families, die elkaar het bezit van een palingkop betwistten, en eindelijk kreeg de kat die toch.