te laten
te staan
Kunnen we daar zitten?
Kunnen we buiten zitten?
Kunnen we in de zon zitten?
Tom zou me dat nooit laten doen.
Ik wil niet van mij zelf spreken.
Van mij zelf wil ik niet spreken.
te houden
te zeggen
te liggen
Wie ben ik om dat te zeggen?
“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
te weten
Hoe vaak ga je zwemmen?
Dat zou je moeten weten.
Weten je ouders waar je bent?
Op een dag zullen we het weten.