te vegen
gaan skiën
pakken uit met
Wij gaan ook wenen.
Hij wil leren koken.
Ik wil een auto huren.
We gaan skiën morgen.
Ik zou je nooit kunnen haten.
Kunt u mij dat tonen op de kaart?
Ik denk dat ik een baby hoor wenen.
Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
Ik hoop dat Tom niet denkt dat we hem haten.
We moeten een ruimte voor ons feest huren.
Maar zij zullen mij doden, omdat ik, die zo lelijk ben, mij in hun nabijheid durf wagen