te nemen
te vinden
hij vroeg me
een bad nemen
ik vroeg haar
Kan Tom ons horen?
Ik kan je niet horen.
Ik kon niemand vinden.
Yanni moet werk vinden.
Ik denk dat ik Tom kan vinden.
Hier zullen ze ons nooit vinden.
ik nam
op zoek
ik zoek
woonkamer
Waar woon je?
Ik zoek een oude man.
Ik woon niet graag in de stad.
De politie is op zoek naar Tom.
Ik woon al drie jaar in Nederland.