Ik kom terug.
te houden
te zeggen
te liggen
Ik kom zo terug.
Wie ben ik om dat te zeggen?
Wanneer kom je terug naar huis?
“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.
het wist zelf niet, hoe het zich zou houden
Daar moest de prinses nu de hele nacht op liggen.
te weten
Hoe vaak ga je zwemmen?
Ik dacht dat je om Tom gaf.
Dat zou je moeten weten.
Weten je ouders waar je bent?
Op een dag zullen we het weten.