vertel me iets
Ik moet slapen.
Vertel me je naam.
Vertel Tom waarom.
Wij moeten slapen.
Ik begrijp je niet.
Ik begrijp het niet.
Ik ben het vergeten.
Je begrijpt dat toch?
Ze waren aan het slapen.
Ik ben thee aan het zetten.
Vertel me meer over jezelf.
Ik ben bang dat ik dat niet begrijp.
Tom is zijn paraplu vergeten.
De aanval duurde bijna drie uur.
Tom heeft zijn auto verkocht.
Vertel mij eens iets over jezelf.
Yanni heeft Skura alles verteld.
«Je begrijpt mij niet!» zei het eendje.
Heeft Tom je over zijn ouders verteld?