spreken
Ik wil niet van mij zelf spreken.
Van mij zelf wil ik niet spreken.
Frans spreken
Ik wist niet dat Tom geen Frans kon spreken.
Ik hoorde hem vaak Engels spreken.
Ik wil met de Britse ambassade spreken.
Ik wil met het Amerikaanse consulaat spreken.
Spaans spreken
Ik wil een advocaat spreken.
Yanni wou met een detective spreken.
Kun je langzamer spreken?
Ik wil met het Canadese consulaat spreken.
Ik wil met de Australische ambassade spreken.