Ik wil een kat zijn.
Tom zal te laat zijn.
goed af zijn
Ik weet niet of dit genoeg zal zijn.
in vorm zijn
Tom heeft drie kinderen die dokter zijn.
Yanni wil de beste zijn.
Ik ben bang om alleen te zijn.
Het zal niet gemakkelijk zijn voor jou.
Als je hard voor jezelf bent, zal het leven gemakkelijk voor je zijn.
We zijn bijna klaar.
Er was eens een prins, die met een prinses wilde trouwen; maar het moest een echte prinses zijn.
Ik zou dankbaar zijn.
Zou je geïnteresseerd zijn?
Het zou al blij geweest zijn als de eenden hem maar in haar midden geduld hadden
vertrouwd zijn met
op dieet zijn
werkloos zijn
Liefde kan blind zijn.
in goede gezondheid zijn