"there" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I wonder who’ll win.	Ik vraag me af wie er gaat winnen.
	There’s no proof.	Er is geen bewijs.
	What’s in this box?	Wat zit er in deze doos?
	How many people are in the house?	Hoeveel mensen zijn er in het huis?
	The bus leaves every ten minutes.	Iedere tien minuten gaat er een bus.
	No one knows who’s responsible.	Niemand weet wie er verantwoordelijk is.
	There is not much hope.	Er is weinig hoop.
	I don’t want to talk about it anymore.	Ik wil er niet meer over praten.
	What’s going to happen to Yanni?	Wat gaat er met Yanni gebeuren?
	What’s in these boxes?	Wat zit er in deze dozen?
	There is someone in the toilet.	Er is iemand op het toilet.
	There are many different types of flowers in the garden.	Er zijn allerlei soorten bloemen in de tuin.
	I’m pretty sure that this is Tom’s umbrella.	Ik ben er vrij zeker van dat dit de paraplu van Tom is.
	What happened?	Wat is er gebeurd?
	There isn’t any solution.	Er is geen oplossing.
	Sparks were flying everywhere.	Er vlogen overal vonken.
	Have you found one?	Heb je er een gevonden?
	Is that what happened with Tom?	Is dat wat er met Tom is gebeurd?
	Tom has to tell Mary what happened.	Tom moet Mary vertellen wat er gebeurd is.
	We must tell everybody what happened.	We moeten iedereen vertellen wat er is gebeurd.