in de staat van New York
de zeldzaamheden
de vreemdelingen
Ik vind de winkel niet leuk.
De winkels zijn gesloten.
Hij verwoestte de stad.
de ontwikkelingen
de maatschappijen
een kroeg, een juffrouw op de fiets
de folterkamer
de collegezaal
de kettingzaag
de verontreiniging
de fakkelhouder
de lei is schoon maar valt uit elkaar
Yanni heeft de popcorn betaald.
Hij verwoestte de boerderij.
de ruitenwissers
de jachtopziener
Mijn moeder kwam terug van de winkel.