de geiten
de tijger
de cipier
de moskee
de vinger
Een gepiep deed zich horen, en al de dooren van de eieren waren levend geworden en staken de kopjes uit de schalen.
de bakker
de slager
de visser
de kroket
de sikkel
de donder
de sigaar
de meloen
de garage
de blouse
de cirkel
en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen
daarop stond prachtig porseleinen vaatwerk, en heerlijk dampte de gebraden gans, die met appelen en gedroogde pruimen opgevuld was.
de wanden