zag
Yanni zag Skura met haar moeder.
Maar wat zag het nu in het heldere water?
Misschien zag Tom Mary.
Die man daar is dezelfde man die ik gisteren namiddag in het park zag.
zij zag ze nu als sterren aan den hemel
het zag daarin zijn eigen beeltenis
De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel.
en langs het tuinpad van m’n vader zag ik de hoge bomen staan
Wat zag zij er van de regen en van het verschrikkelijke weer uit!
Nu reisde hij de hele wereld rond, om zo één te vinden, maar aan allen, die hij zag, ontbrak wat.
’s Morgens zag men het vreemde eendje dadelijk, en nu begon de kater te blazen en de kip te kakelen.
Toen hij het eendje zag, ging hij er heen, trapte het ijs met zijn klomp aan stukken en bracht het dier naar zijn vrouw toe
Hij slaakte een kreetje van verrukking toen hij hen zag.