Jan werkt hier.
Waar werkt Jan?
Wat doet Jan hier?
Jan is dood.
Mijn naam is Maria.
Tom helpt Maria.
Tom bracht Maria een beetje sap.
Ik ben trouwens Maria, en dit is Tom.
Jan werkt in de meubelfabriek.
Wat doet Jan in de meubelfabriek?
de meid
Ik heet Jan.
Tom schopte Maria.
Tom had Maria moeten beschermen.
Mijn naam is Petrus.
De hand van Jan is rein.
Pieter viel hem in de rede
hoe of het bankstel staat bij Mien
Ron zei dat hij daar misselijk van werd
Ze had het sipste gezicht dat Harry ooit gezien had.