het lichtblauwe plafond
het kaarslicht
de zeldzaamheden
de vreemdelingen
Ik vind de winkel niet leuk.
De winkels zijn gesloten.
Hij verwoestte de stad.
de ontwikkelingen
de maatschappijen
een kroeg, een juffrouw op de fiets
de folterkamer
de collegezaal
Ze hoorden het slot opengaan.
studeren in het buitenland
de kettingzaag
de verontreiniging
Is het ontbijt inbegrepen?
Wanneer gaan we naar het strand?
Aan wie heb je het boek gegeven?
de fakkelhouder