de luchthaven
Ik ga even naar het toilet.
Waarom was je te laat in de les?
het schoolbord
zei de vrouw en keek in de rondte
Hoe kom ik bij het centrum?
het middageten
het bewijsstuk
De aarde is kleiner dan de zon.
want ziet, hoe rijk het leven is
ging naar de slaapkamer
het hoofdletsel
het varkensvlees
Plof! daar sprong zij in het water.
de godsdienst
Alleen de waarheid is schoon.
het toiletpapier
de opdrachtgever
Het was heerlijk buiten op het land.