Particles 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the door	de deur
	the parents	de ouders
	the egg	het ei
	Who’s first?	Wie is de eerste?
	Let me see the egg!	Laat mij het ei eens zien!
	the bus	de bus
	the road	de weg
	the dog	de hond
	the garden	de tuin
	the weather	het weer
	the child	het kind
	the air	de lucht
	the shop	de winkel
	The child wants something.	Het kind wil iets.
	the dining room	de eetkamer
	My mum came back from the shop.	Mijn moeder kwam terug van de winkel.
	the cat	de kat
	the name	de naam
	the hand	de hand
	the evening	de avond