Understand spoken Dutch

"or" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
True or false?

Waar of niet waar?

I don’t know if Tom eats meat or not.

Ik weet niet of Tom vlees eet of niet.

My place or yours?

Bij mij thuis of bij jou?

I don’t know if she likes me or not.

Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.

Who’s shorter, Tom or Mary?

Wie is kleiner, Tom of Mary?

Try your best to lay eggs, or to purr or let sparks come out of your body.

Doe je best maar om eieren te leggen of te spinnen of vonken uit je lijf te laten komen.

Line twelve or line five?

Lijn twaalf of lijn vijf?

whether he likes to swim in the water, or to dive under it

of hij er van houdt, in het water te zwemmen of onder te duiken

The poor duckling did not know what to do

Het arme eendje wist niet, hoe het zich zou wenden of keren

Are you an optimist or a pessimist?

Ben jij een optimist of een pessimist?

Is the glass half full or half empty?

Is het glas halfvol of halfleeg?

Lay eggs or purr, and if not get out of here!

Leg eieren of spin, en maak je anders uit de voeten!

Was the book you were reading yesterday in French or English?

Was het boek dat je gisteren las in Frans of Engels?

How do you know which brush or pencil you should use?

Hoe weet je welke kwast of penseel je moet gebruiken?

This guy lives simply as a doctor, not as a hero or a martyr.

Deze man leeft gewoon als een dokter, niet als een held of een martelaar.

The number of subscriptions for mobile banking via smartphone or tablet, almost tripled to 1,039 million.

Het aantal abonnementen voor mobiel bankieren, via smartphone of tablet, verdrievoudigde bijna tot 1,039 miljoen.

no handshake or hug

geen handdruk of omhelzing

Tom refuses to eat or drink anything.

Tom weigert te eten of drinken.

forced or compulsory work

gedwongen of verplichte arbeid

There is no smoke without fire.

Er is geen koe zo bont of er zit wel een vlekje aan.