Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Ask Tom whether he wants another drink.	Vraag Tom of hij nog een drankje wil.
	Let’s not talk about school.	Laten we het niet over school hebben.
	conspiracy against the state	samenzwering tegen de staat
	I am allergic to pollen.	Ik ben allergisch voor stuifmeel.
	Tom should’ve protected Mary.	Tom had Maria moeten beschermen.
	a liar that is right, that’s true	een treuzelaar dat klopt, dat is waar
	and on the sideboard with plastic roses	en d’r dressoir met plastic rozen
	Snails enjoy eating green leaves.	Slakken eten graag groene bladeren.
	Tom never has a pencil with him.	Tom heeft nooit een potlood bij zich.
	It snowed a little last night.	Het sneeuwde een beetje vorige nacht.
	the opposite	het tegenovergestelde
	Sami is going to judge you anyway.	Sami gaat je sowieso beoordelen.
	And the other children rejoiced with him	En de andere kinderen jubelden mee
	And the other swans bowed before him.	En de andere zwanen bogen zich voor hem.
	Tom will have nightmares.	Tom zal nachtmerries krijgen.
	The trumpet is a musical instrument.	De trompet is een muziekinstrument.
	The situation is getting trickier.	De situatie wordt steeds listiger.
	Children can easily squat.	Kinderen kunnen gemakkelijk hurken.
	Every effort was in vain.	Elke inspanning was tevergeefs.
	On Monday my class starts at 8:00 am.	Op maandag begint mijn les om 8:00 uur.