Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	This picture was taken last year.	Deze foto is vorig jaar genomen.
	He is such a lucky guy.	Hij heeft zodanig veel geluk.
	Tom showed up empty-handed.	Tom kwam met lege handen opdagen.
	He has dishonoured the family.	Hij heeft de familie onteerd.
	the last syllable	de laatste lettergreep
	truck driver	vrachtwagenchauffeur
	Those claims are false.	Die beweringen zijn onjuist.
	Save it on the external hard drive.	Sla het op op de externe harde schijf.
	When are we going to the beach?	Wanneer gaan we naar het strand?
	an important link	een belangrijke schakel
	His opinion is worthless.	Zijn mening is waardeloos.
	I had good teachers.	Ik heb goede leerkrachten gehad.
	Repeat the question please.	Herhaal de vraag alstublieft.
	His services were appreciated.	Zijn prestaties werden erkend.
	this privileged life	dit bevoorrechte leven
	Life is interesting.	Het leven is interessant.
	Yanni knew his family was poor.	Yanni wist dat zijn familie arm was.
	the matchboxes	de lucifersdoosjes
	This shop sells vegetables.	Deze winkel verkoopt groenten.
	the best medicine	het beste geneesmiddel