Nouns Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	wedding day	trouwdag
	a fool	een dwaas
	water trough	watertrog
	murder with robbery	roofmoord
	bird of prey	roofvogel
	on the rise	in opmars
	the advance	de opmars
	brown hair	bruin haar
	grey hair	grijs haar
	the clothes	de kleren
	aisle seat	gangplaats
	the attempt	de poging
	the thieves	de dieven
	the party	de partij
	joined	lid geworden
	the stones	de stenen
	the warmth	de warmte
	the camera	de camera
	the crisis	de crisis
	the slaughter	de slacht