de avond
deze avond
de auto
het kind
de politie
Tom heeft een auto.
de badkamer
Yanni heeft geen auto.
Yanni heeft een auto nodig.
Ik heb een nieuwe auto nodig.
Waar is de badkamer?
Is er een badkamer in de kamer?
toen ik naar de badkamer ging
de weg
de kant
onderweg
de koning
het midden
We zijn op weg naar huis.