de staat
in mijn staat
de kat
de hond
de melk
het riet
kat en hond
de vraag
de kater
Ik heb een kat.
zwanenei
de zwanen
Waar is je kat?
Ik heb een hond.
Dat is mijn hond.
en de kater zei
Ik wil een kat zijn.
de vleugels
Wat een grote hond!
Hij heeft een hond.