Nouns 72 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the sheep (plural)	de schapen
	the bow	de buiging
	the beasts	de beesten
	the attitude	de houding
	the resignation	het ontslag
	the body	het lichaam
	the concert	het concert
	a bow	een buiging
	her body	haar lichaam
	the foreskin	de voorhuid
	to resign	ontslag nemen
	resigns	neemt ontslag
	sheepskin	schapenvacht
	I am shearing the sheep.	Ik scheer de schapen.
	to go to a concert	naar een concert gaan
	I resigned.	Ik heb ontslag genomen.
	I like my foreskin.	Ik hou van mijn voorhuid.
	Tom sometimes rips off his customers.	Tom zet zijn klanten soms af.
	We’ve lost a lot of customers.	We hebben veel klanten verloren.
	Her job is to help customers.	Haar functie is om klanten te helpen.