Nouns 172 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the smell of vomit	de geur van braaksel
	The vomit was on the floor.	Het braaksel lag op de vloer.
	The child was covered in vomit.	Het kind zat onder het braaksel.
	the lemonade	de limonade
	the campaign	de campagne
	the canals	de grachten
	the pet	het huisdier
	their pet	hun huisdier
	A lemonade, please.	Limonade aub.
	the quarter	het kwartier
	the festival	het festival
	the document	het document
	a document	een document
	canal house	grachtenpand
	I think a quarter of an hour.	Ik denk een kwartier.
	I am sharing this document with you.	Ik deel dit document met u.
	We import coffee from Brazil.	Wij voeren koffie in uit Brazilië.