Nouns 117 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the attic	de zolder
	the lie	de leugen
	the tracks	de sporen
	the windows	de ruiten
	the caterpillars	de rupsen
	the jailer	de cipier
	the fever	de koorts
	the forests	de bossen
	the sins	de zonden
	the dragging	het gezeul
	tram tracks	tramsporen
	I have a fever.	Ik heb koorts.
	cardinal sins	hoofdzonden
	some windows	enkele ruiten
	Caterpillars enjoy eating green leaves.	De rupsen eten graag groene bladeren.
	No, but we do have a large attic.	Nee, maar we hebben wel een grote zolder.
	The prison guard supervises the prisoners.	De cipier houdt toezicht op de gevangenen.
	The dragging of heavy boxes made him tired.	Het gezeul met zware dozen maakte hem moe.
	They were tired after all the dragging of luggage.	Ze waren moe na al het gezeul met de bagage.
	The hauling of heavy furniture lasted for hours.	Het gezeul met de zware meubels duurde uren.