Niemand weet hoe lang hij zal leven.
Ik zal het niemand vertellen.
Ik kon niemand vinden.
We hebben niemand om ons te helpen.
“Het doet immers niemand kwaad!”
Niemand gaat dit geloven.
wijzer dan zij is niemand op de wereld
daar heeft niemand baat bij
Niemand heeft me ooit zoiets geleerd.
Niemand had er enig vermoeden van, wat al schoons zij gezien had, in welk een glans zij met haar grootmoeder het nieuwe jaar ingetreden was.
Niemand zit vooraan.
Niemand begreep mij.
Zo fijngevoelig kon niemand anders zijn dan een echte prinses.
Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
Niemand bewoog.
Niemand heeft hem gebeld.
Niemand neemt me serieus.
Niemand kan deze vraag beantwoorden.
Nu nam de prins haar tot vrouw; want nu wist hij, dat hij een echte prinses bezat, en de erwt kwam in het kabinet van zeldzaamheden, waarin zij nog te zien is, als niemand haar ten minste gestolen heeft.