Nature Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom bought flowers.	Tom kocht bloemen.
	Yanni took the flowers and went.	Yanni nam de bloemen en ging.
	fireball	vuurbal
	the grass	het gras
	green grass	groen gras
	tree snake	boomslang
	The grass in the garden is green.	Het gras in de tuin is groen.
	There are many different types of flowers in the garden.	Er zijn allerlei soorten bloemen in de tuin.
	the feather	de veer
	the lake	het meer
	the leaf	het blad
	open fire	haardvuur
	the stream	de stroom
	blood flow	bloedstroom
	a leaf of a tree	een blad van een boom
	Where there’s smoke, there’s fire.	Waar rook is, is vuur.
	Sami ordered flowers.	Sami bestelde bloemen.
	This lake’s water is clean.	Het water van het meer is schoon.
	Who did Tom sell his farm to?	Aan wie heeft Tom zijn boerderij verkocht?
	Why did Tom sell his farm?	Waarom heeft Tom zijn boerderij verkocht?