jullie zijn
het gebruik
jullie waren
gebruikmaken
het internet
Wat hebben jullie daar?
Ga jij dit gebruiken?
Yanni is veertien geworden.
Jullie moeten het me vertellen.
Mag ik uw telefoon gebruiken?
Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.
Kan je ons meer vertellen over jezelf?
Zijn jullie allemaal samen gaan winkelen?
Ik heb een auto maar ik gebruik hem bijna nooit.
“Wat is dat een verschrikkelijk groot eendje,” dacht zij; “geen van de anderen ziet er zo uit.”