nog steeds
de kant
vierkant
te weten
het midden
het moeras
te vertellen
Dat zou je moeten weten.
Tom wilde naar huis komen.
Weten je ouders waar je bent?
Op een dag zullen we het weten.
Ik moet je iets vertellen.
Ik zal het niemand vertellen.
goed af zijn
Ik ga van school af.