Dit is genoeg.
Dat is wel genoeg.
Er is niet genoeg water.
Vier kinderen is genoeg.
Van mij zelf wil ik niet spreken.
Ik wil niet van mij zelf spreken.
Ik kom terug.
Ik kom zo terug.
Heen-en-terug, graag.
als ik daar heen zou gaan
Waar gaat deze bus heen?
En zo ging het eendje dan heen
Wanneer kom je terug naar huis?
“Wil je dat nu wel eens laten?” zei de moeder.