Dit zeggende, pakte zij het beet en streek zijn veren glad.
Zo kwam het aan het grote moeras, waar de wilde eenden woonden.
Het was snerpend koud, het sneeuwde en begon al donker te worden.
het liep er bij de neuzen van haar schoenen in en bij de hakken weer uit
Zij waren spierwit en hadden lange, buigzame halzen: het waren zwanen
Wat brandde het vuur daarin, welk een heerlijke warmte gaf het van zich!
“Het duurt geducht lang met dat ene ei,” zei de eend, die er nu weer op zat.
Het lag in het moeras tussen het riet, toen de zon weer warm begon te schijnen.
Ik kon ze er maar niet in krijgen; hoe ik ook kwakte, het hielp mij niemendal!
“Bovendien is het een woerd,” zeide zij; “en daarom doet het er zo veel niet toe.”
Nu gevoelde het zich geheel beschaamd en stak zijn kop onder zijn vleugels
Het was onmogelijk om een laptop met de twee aansluitingen te vinden.
“Het heeft te lang in het ei gezeten, en daardoor is het wat mismaakt geworden!”
“Ik denk wel, dat het goed zal opgroeien en mettertijd wat kleiner worden.”
Nu erkende het eerst recht zijn geluk en de heerlijkheid, die hem omringde.
En terstond vloog er een oude eend naar het arme beest toe en beet het in de nek.
Maar er is geen huis met je te houden, en het is alles behalve plezierig, met jou om te gaan
De eenden beten het, en de kippen pikten het, en de meid, die de beesten eten moest geven, schopte het.
zo prettig, het boven zijn kop te laten uitspatten en op de grond te duiken.
Zij stegen zo hoog, zo hoog, dat het het lelijke jonge eendje wonderlijk te moede werd