"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I don’t like fish.	Ik hou niet van vis.
	I went to Australia.	Ik ging naar Australië.
	I’m scared of being alone.	Ik ben bang om alleen te zijn.
	I’d like a glass of water.	Ik zou wel een glas water willen.
	I got lost in the woods.	Ik ben verdwaald in het bos.
	I found this restaurant by chance.	Ik vond dit restaurant toevallig.
	Can I use your phone?	Mag ik uw telefoon gebruiken?
	I don’t want to be alone with Tom.	Ik wil niet alleen blijven met Tom.
	This is what I drink when I’m with Tom.	Dit is wat ik drink wanneer ik bij Tom ben.
	I happen to be a good driver.	Toevallig ben ik een goede chauffeur.
	I understand a little French, but I can’t speak it.	Ik begrijp een beetje Frans, maar ik kan het niet spreken.
	I want to work.	Ik wil werken.
	May I have a bottle of juice?	Mag ik een fles sap?
	May I have a bottle of wine?	Mag ik een fles wijn?
	I’ll eat in a moment.	Straks ga ik eten.
	I already ordered.	Ik heb al besteld.
	Yes, I speak English.	Ja, ik spreek Engels.
	What should I tell them?	Wat moet ik ze vertellen?
	May I have a bottle of red wine?	Mag ik een fles rode wijn?
	I don’t speak English.	Ik spreek geen Engels.