Skip to main content
Understand spoken Dutch
Search
User account menu
Show — User account menu
Hide — User account menu
Log in
Understand spoken Dutch
Main navigation
Show — Main navigation
Hide — Main navigation
Home
Online Lessons
Dictionary
FAQ
Donate
Blog
Testimonials
Contact
Breadcrumb
Home
Online Lessons
"home; at home" Practice Lesson
"home; at home" Practice Dutch lesson
Primary tabs
Summary
Quiz
Content
Secondary tabs
All
Words
Phrases
Learn
Recording
English
Dutch
Status
And so they were as good as home.
En zo waren zij er dan zo goed als thuis.
I am back home.
Ik ben terug thuis.
He’s home alone.
Hij is alleen thuis.
Yanni came home from work.
Yanni kwam thuis van zijn werk.
home schooling
thuisonderwijs
to stay at home
thuis blijven
My place or yours?
Bij mij thuis of bij jou?
Tom came home very drunk.
Tom kwam heel dronken thuis.
So he came home again and was sad, because he really wanted to have a real princess.
Zo kwam hij dan weer thuis en was treurig, want hij wilde toch zo heel graag een echte prinses hebben.
I usually eat lunch at home.
Ik lunch meestal thuis.
at home I still have a postcard
thuis heb ik nog een ansichtkaart
For sure, her father would beat her, and at home it was also cold.
Van haar vader zou zij zeker slaag krijgen, en thuis was het ook koud.
“The other ducklings look very sweet,“ said the old duck; “make yourself at home, and if you find an eel head, you can bring it to me.“
“De andere eendjes zien er allerliefst uit,” zei de oude eend; “doe maar, alsof je thuis waart, en als je een palingkop vindt, dan kun je die wel aan mij brengen.”
The boundary between home and office has faded
De grens tussen thuis en kantoor is vervaagd
The second most common disease, joint disease, keeps teachers 230,000 days at home.
De tweede meest voorkomende kwaal, gewrichtsaandoeningen, hield de leerkrachten 230.000 dagen thuis.