Understand spoken Dutch

"her" Practice Dutch lesson

Recording English Dutch Status
Her assertion is incorrect. Haar bewering is onjuist.
I excited her. Ik heb haar opgewonden.
Her claim was incorrect. Haar bewering was onjuist.
Help Mary take her coat off. Help Maria om haar jas uit te doen.
Leave her alone and stop complaining. Laat haar met rust en stop met vitten.
Are her parents divorced? Zijn haar ouders gescheiden?
Her argument was clear and powerful. Haar betoog was helder en krachtig.
She can rightly be proud of her daughter. Ze kan terecht fier zijn op haar dochter.
He spoke mockingly of her achievements. Hij sprak spottend over haar prestaties.
Her little hands were almost completely frozen from cold. Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.
She laid good eggs, and the woman loved her as if she had been her own child. Zij legde heerlijke eieren, en de vrouw had haar zo lief, alsof zij haar kind was.
No one had bought any from her the whole day, nor had anyone given her even a penny. Niemand had er de hele dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
No one had bought one from her all day, no one had even given her alms. Niemand had er den heelen dag een van haar gekocht, niemand had haar zelfs een aalmoes gegeven.
her nightgown haar nachtpon
She buckled her shoes. Ze gespte haar schoenen dicht.
Don’t believe her because she always lies. Geloof haar niet, want ze liegt altijd.
She attained everlasting fame through her work. Zij kreeg eeuwige roem door haar werk.
Her death stunned me. Haar dood heeft mij verbijsterd.
Her clothing style is becoming more unusual. Haar kledingstijl wordt ongewoner.
She’s worried about her tests. Ze maakt zich zorgen over haar toetsen.