Haar handjes waren bijna geheel van de kou verstijfd.
O, wat glom, wat brandde dit!
Ach!
Zij haalde er een uit!
Wat brandde het vuur daarin, welk een heerlijke warmte gaf het van zich!
Het scheen het kleine meisje werkelijk toe, alsof zij bij een grote, ijzeren kachel zat.
Één enkel lucifertje zou haar wel goed doen, als zij er maar één uit een doosje durfde nemen, dit tegen den muur afstrijken en zich de vingers daaraan warmen.
Het was een warme, heldere vlam, als een lichtje, toen zij er haar handen bovenhield; het was een wonderbaar lichtje!
De kleine meisje strekte haar voeten reeds uit, om ook deze te warmen; maar—daar ging het lichtje uit, de kachel verdween, zij hield slechts een klein stompje van het afgebrande lucifertje in de hand.