Ik heb een gulden.
Ik heb diabetes.
Waar heb je die tas gekocht?
Ik heb mezelf gesneden.
Ik heb met de kassa gewerkt.
Ik heb gereserveerd.
Ik heb een klein stuk karton nodig.
Ik heb nog nooit wijn gedronken.
Ik heb respect voor ieders mening.
Ik heb een allergische reactie.
Ik heb iets interssants gelezen.
Ik heb iets geleerd vandaag, dankzij jou.
Ik heb drie maanden in Australië gestudeerd.
al heb ik ook niet meteen een pasklaar alternatief