Hoe vaak ga je zwemmen?
Ik ga van school af.
Ik ga morgen winkelen.
Ga jij dit gebruiken?
Ga in je kamer spelen.
Ga zitten, alsjeblieft.
Ga eens in mijn schoenen staan.
Ik ga even naar het toilet.
Ik ga naar Australië om op een boerderij te werken.
Ik ga douchen.
Ga je morgen vertrekken?
Ik ga vandaag mijn haar wassen.
Ik ga een auto stelen.
Wanneer ga je naar Wenen?
‘Ik ga nergens heen!’ zei Harry fel.