Food 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I don’t eat meat and fish.	Ik eet geen vlees en vis.
	chocolate factory	chocoladefabriek
	I want a dish containing bread.	Ik wil een gerecht met brood.
	I want a dish containing eggs.	Ik wil een gerecht met eieren.
	the food	het voedsel
	the orange	de sinaasappel
	orange juice	sinaasappelsap
	They’ve already eaten.	Ze hebben al gegeten.
	Tom hasn’t eaten.	Tom heeft niet gegeten.
	I’ve already eaten enough.	Ik heb al genoeg gegeten.
	Tom didn’t eat anything.	Tom heeft niets gegeten.
	Why were you eating by yourself?	Waarom heb je alleen gegeten?
	Tom hasn’t eaten enough.	Tom heeft niet genoeg gegeten.
	Of course, I love chocolate.	Uiteraard hou ik van chocolade.
	the ice	het ijs
	freezing cold	ijskoud
	lunch boxes	brooddozen
	I need ice.	Ik heb ijs nodig.
	The ice is very thick.	Het ijs is heel dik.