vlogen
Tegen de morgen vlogen de wilde eenden op en bekeken haar nieuwe kameraad eens.
“Piefpafpoef!” klonk het weer, en nu vlogen er gehele scharen wilde ganzen uit het riet op.
De vogeltjes in het geboomte vlogen daardoor verschrikt op.
Het arme beest wist niet, hoe die vogels heetten, ook niet, waar zij naar toe vlogen
zij nam het kleine meisje op haar arm, en beiden vlogen in glans en vreugde hoog boven de aarde, oneindig hoog.