bus
de bus
een bus
Welke bus moet ik dan hebben?
Waar gaat deze bus heen?
O, kijk, daar komt de bus al aan!
Waarom ben je niet met de bus gekomen?
De bus kwam tien minuten te laat.
Wanneer komt deze bus aan in Brussel?
busstation
Waar is de bus naar Londen?
Iedere tien minuten gaat er een bus.
bushalte
Stopt deze bus in Brussel?
Ja meneer, welke bus bedoelt u?
De bus stopt dicht bij de bibliotheek.
We wisten niet welke bus we moesten nemen.
Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?
Dag, mevrouw, weet u soms wanneer de bus komt?