het huis
naar huis gaan
landhuis
Wanneer kom je terug naar huis?
We zijn op weg naar huis.
Tom wilde naar huis komen.
de fabriek
chocoladefabriek
Yanni kocht zijn eigen huis.
Als ik het geld had, zou ik een nieuw huis kopen.
Heeft jouw huis een kelder?
Tom zijn huis was gemakkelijk te vinden.
de bank
een bank
bankkaart
het dure huis
Heb je een bank?
bankrekening
het mooie huis
de universiteit