kocht
Tom kocht een hond.
Tom kocht dit boek voor ons.
Ik kocht dit boek drie dagen geleden.
Yanni kocht zijn eigen huis.
Yanni kocht Skura een ring.
Yanni kocht nooit dure kleren.
Ik kocht een computer.
Tom kocht een dure jas.
Tom kocht een watermeloen.
Tom kocht een nieuwe gitaar voor Kerstmis.