bij
Bij mij thuis of bij jou?
Hoe kom ik bij het station?
Hoe kom ik bij het busstation?
Hoe kom ik bij het centrum?
Hoe kom ik bij de luchthaven?
“Je bent toch allemaal wel bij elkaar?” vervolgde zij en stond op.
Ik zie je bij de lunch.
“Hoor eens, kameraad!” zeiden zij; “je bent zo lelijk, dat je goed bij ons past.”
De bus stopt dicht bij de bibliotheek.
Je bent zeker niet goed bij je verstand.
hoe of het bankstel staat bij Mien
Hoe kom ik bij het Brits consulaat?
Hoe kom ik bij de jeugdherberg?
Het scheen het kleine meisje werkelijk toe, alsof zij bij een grote, ijzeren kachel zat.
deze was nog groter en prachtiger dan die, welke zij door de glazen deur bij de rijke koopman gezien had.
Het draaide zijn kop om, om hem onder de vleugels te steken; maar op hetzelfde ogenblik stond er een vreselijk grote hond dicht bij het eendje.
Jan zat tobbend bij het haardvuur.