"am" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	am	ben
	I am	ik ben
	I’m	ik ben
	It’s me.	Ik ben het.
	I am here.	Ik ben hier.
	I disagree.	Ik ben het niet eens.
	I’m eighteen.	Ik ben achttien jaar.
	You’re not late?	Ben je niet te laat?
	I’m 25.	Ik ben 25.
	I’m still alive.	Ik ben nog in leven.
	I’ll be back soon.	Ik ben zo terug.
	I’m late	Ik ben te laat
	I’ll be back by nine.	Ik ben tegen negen uur terug.
	I’m thirty years old.	Ik ben dertig jaar oud.
	I am 19 years old.	Ik ben negentien jaar oud.
	I’m home.	Ik ben thuis.
	I am back home.	Ik ben terug thuis.
	I'm from the government.	Ik ben van de overheid.
	I am English.	Ik ben Engels.
	I have never been there.	Ik ben er nooit geweest.