ben
ik ben
Ik ben 25.
Ik ben nog in leven.
Ik ben zo terug.
Ik ben terug thuis.
Ik ben er nooit geweest.
Wie ben ik om dat te zeggen?
maar het is waar ik geboren ben
Ik ben gisteren niet gaan winkelen.
Ben ik dik?
Ik ben dokter.
Dit is wat ik drink wanneer ik bij Tom ben.
Ik ben bang.
Ik ben gelukkig.
Ik ben van niets bang.
Ik ben bang om alleen te zijn.
Ik ben op zoek naar een kamer met twee bedden.
Ik ben blij dat je er niet was.
Ik ben ziek.